
Fries
Kenmerken
Het Friese paard is een sierlijk ogend paard met veel behang en een fiere houding. Het lichaam is compact en sterk.
Haren De manen zijn lang, vol en golvend, evenals de staart.Hoofd De Fries heeft een fijn hoofd met korte, spitse en beweeglijke oren.Hals Hoge hals aanzet, lang, licht gebogen.Schouders De schouders zijn krachtig ontwikkeld.Benen Tamelijk kort, maar stevig, lang behaard en met een vetlok.Kleur Een Fries is vrijwel altijd zwart zonder aftekeningen. Aftekeningen zijn dan ook verboden, hoewel een klein kolletje een enkele keer door de vingers wordt gezien. Een enkele keer komt er een zeer zeldzame bruine variant voor.Schofthoogte Tussen 1,55 m (voor opname in het stamboek) en 1,70 m. Op driejarige leeftijd wordt 1,60 m als ideaal beschouwd.
Gebruik
Bekend zijn de Friezen vooral van de shownummerrubrieken, waarin ze voor de Friese sjees lopen en gereden worden door boeren en boerinnen in Friese klederdracht. Het paard is namelijk oorspronkelijk gefokt als werkpaard dat doordeweeks gewoon moest ploegen en op zondag voor de koets gespannen werd als de familie naar de kerk ging. Maar ook onder het zadel presteert de Fries goed. De Fries heeft duidelijk aanleg voor dressuur en hij wordt ook veel gebruikt als hogeschoolpaard bijvoorbeeld in het circus.
De Fries is niet geschikt voor de springsport. De galop van de Fries wordt hoog gesprongen en 'zit' zeer aangenaam, en de snelheid verschilt per paard. Om over wat hogere hindernissen te kunnen komen, moet een paard 'basculeren': de schoft wordt het hoogste punt van de bovenlijn, die min of meer vlak wordt. Dat is tegengesteld aan de 'opgerichte' houding waarvoor het dier gefokt is.
Ook is het Friese paard er bij de inhuldiging van schaatskampioenen. Als de schaatsers in ijsstadion Thialf inHeerenveen een schaatswedstrijd winnen, dan worden ze rondgereden in een arreslee met Friese paarden ervoor.
Ringrijden gebeurt in West-Friesland vanuit een Friese sjees.
Het ras wordt wordt ook gebruikt in de Amerikaanse filmindustrie. Bij gebruik in historische verfilmingen is dit meestal historistisch niet accuraat, aangezien het ras in zijn huidige verschijningsvorm niet ouder is dan vierhonderd tot zeshonderd jaar. Het Friese paard is te zien in onder meer Ladyhawke, Eragon, The Mask of Zorro, Alexander en The Chronicles of Narnia, en ook in Clash of the Titans, waarin twee Friese paarden beurtelings het gevleugelde paardPegasus spelen.[1]
Karakter
De Fries is vriendelijk, levendig maar mak, intelligent, leergierig en trouw. Verder is hij een gewillige werker. Ook heeft het fries paard een koel hoofd en is daardoor zeer geschikt voor recreatief rijden en buitenritten en is ook zeer geschikt voor dressuur vanwege de hoge knieactie en zijn betrouwbare gedrag
Fokken
In de negentiende eeuw werd de drafsport populair en fokkers probeerden de al hoog grijpende draf te verbeteren door te kruisen met dravers. Daardoor werd de Fries nog lichter van bouw en minder geschikt voor het boerenwerk. In de jaren zestig werd het Friese paard met uitsterven bedreigd. Slechts duizend paarden stonden nog ingeschreven in de registers van het stamboek. Dankzij de inzet van een klein aantal fokkers die het Friese paard wilden behouden is er niet gekruist met andere paardenrassen en beschikken we nu nog over een Fries paard. In 2003 waren er zelfs alweer veertigduizend Friese paarden. Het ras heeft wereldwijd bekendheid en populariteit verworven bij paardenliefhebbers.
Tegenwoordig is de Europese Arabo-Friezen Stamboek (EAFS) bezig een klein deel Arabische volbloed in het Friese paard terug te fokken, om ze meer geschikt te maken voor de sport. Arabo-Friese paarden worden niet opgenomen in het Koninklijk Friesch Paarden Stamboek (KFPS)
Friese paarden in de sport
De Belgische dressuurruiter Peter Spahn reed samen met de hengst Adel 357 mee in de internationale Grand Prix. Ook de dekhengst Goffert en zijn amazone namen deel aan een Grand Prix (in Amerika). De hengst Adel is na de hengstenkeuring in januari 2009 met pensioen gegaan. Peter Spahn rijdt momenteel internationaal Grand Prix met de Adel-zoon Anders 451. Een andere Adel-zoon is in 2010 doorgedrongen tot de Grand Prix (Hearke met Kristel van Duuren-Bodewes). Ook de paarden Tietse en Ielke zijn startgerechtigd voor de Grand Prix.

Fjord
Geschiedenis
Men vermoedt dat het paard Noorwegen is binnengekomen vanuit het oosten, er zijn (archeologische) aanwijzingen dat er na de laatste ijstijd in het zuiden van Zweden en Denemarken wilde paarden leefden. Vermoedelijk rond 1200 v.Chr. (de bronstijd) werden deze getemd. Archeologische opgravingen van Vikinggraven tonen aan dat zij ook paarden gebruikten. De Vikingen namen onder meer hun paarden mee naar IJsland en de Britse eilanden. Het IJslandse paarden het fjordenpaard zijn dus naar alle waarschijnlijkheid verwant. Sedert de tijd van de Vikingen worden de manen van het fjordenpaard geknipt. Bij de 'Nederlandse manier' van knippen worden de lichtere zijmanen korter geschoren dan de zwarte haren in het midden. Bij de oorspronkelijk 'Noorse manier' van knippen worden alle manen even lang afgeknipt. Dankzij zijn kracht, zijn hardheid en zijn vaste tred is het een prima hulpkracht voor de landbouw in het gebergte.
Aan het begin van de 20e eeuw werd het paard vooral ingezet als werkpaard en werd het als volgt beschreven: "Kop als een haring, nek als een spinnewiel, lichaam als een biet en voeten als stalen veren". Tegenwoordig is het fjordenpaard meer een hobby- en vrijetijdspaard. Een fjordenpaard is een veelzijdig paard. Fjordenpaarden ze lopen veel onder het zadel, Z dressuur is geen uitzondering meer. Eén daarvan is het paard Guusje, dat door wist te dringen tot de Z2-klasse. Fjordenpaarden worden ingezet voor bijvoorbeeld marathonrijden, dressuur voor de wagen lopen met gehandicapten onder huifbedden, onder het zadel. Worden tevens gereden als westernpaard in de hogere klassementen met wedstrijden.
Kenmerken
- Schofthoogte: 1,35 tot 1,50 m.
- Karakter: werkwillig, koelbloedig, enthousiast en nieuwsgierig. Maar kan ook zeer koppig zijn. Doorgaans betrouwbaar en rustig. Een prettig familiepaard.
- Vachtkleur: er zijn vijf geaccepteerde kleuren: vaalbruin (isabel), vaalgrijs (grå), vaalrood (rødblakk), vaalgeel (gul) en vaalwit (uls). Het gaat hier om variaties van de zogenaamde wildkleur, met een aalstreep; een donkere streep die begint in de manen, over de rug loopt en eindigt in de staart.
- Aftekeningen: behalve een (zeldzame) kleine ster op het voorhoofd zijn witte aftekeningen niet toegestaan.[1]
- Beharing: de kuif van de manen bedekt bij een volwassen paard de helft tot twee derde van het hoofd. De traditie bepaalt dat de tweekleurige manen, die eigenlijk zouden hangen, zo geknipt worden dat zij rechtop staan en dat de gebogen lijn van de nek geaccentueerd wordt.
- Hoofd: goed geproportioneerd, klein en goed gedefinieerd met een breed en vlak voorhoofd. Korte afstand van de ogen tot aan de mond. Grote, donkere en heldere ogen met een rustige uitdrukking. Neusgaten groot, en qua proportie dusdanig dat de mond een "vierkant" voorkomen krijgt. Oren moeten relatief kort zijn, parallel, met een pluisje op de uiteinden en niet te dicht bij elkaar gezet.
- Ruime gangen; stap, draf en galop.
- Gebruik: recreatie, buitenritten, trek- en tuigpaard (mensport), voltige. Er worden ook regelmatig fjorden gebruikt voor de dressuur, de endurance, het springen en westernrijden.
-
Fokbeleid
-
Volgens de EU-richtlijnen voor het fokken van dieren is Noorwegen het vaderland van het fjordenpaard. Zodoende zijnNorges Fjordhestlag en Norsk Hestesenter mede verantwoordelijk voor het ras. Er is veel interesse voor dit ras en er wordt veel gefokt zowel in Europa als in de VS en Canada. Het fokplan bepaalt dat het fokken het bijzondere van en de variatie binnen het ras moet bewaren. Verder dienen kleuren en tekeningen die atypisch zijn voor het ras niet doorgefokt te worden. Het fjordenpaard moet een sterke bouw hebben, robuust, goed geproportioneerd en goed gespierd zijn en uitstraling en charme hebben. Het moet coöperatief, betrouwbaar, evenwichtig en rustig zijn in de meeste situaties. Verder moet het zich zowel op ruig terrein als op de vlakte goed kunnen bewegen. Het dient een veelzijdig paard te zijn, voor zowel rijden als trekken.
Om een en ander in juiste banen te kunnen leiden werd in 1955 door een aantal aspirant fokkers de vereniging "Het Nederlandse Fjordenpaarden Stamboek" opgericht en als eerste stap op de weg van de fokkerij werden driedekhengsten van zuiver ras naar Nederland gehaald en ter dekking gesteld. Sindsdien heeft het fokken van zuivere Fjordenpaarden in Nederland een flinke opgang gemaakt. In 2010 waren er ruim 2300 leden bij de Vereniging ingeschreven. En er zijn zo'n tienduizend Fjordenpaarden in Nederland.

Tinker
Beschrijving
Het standaardtype Tinker heeft een gemiddelde schofthoogte van 1,50 m waardoor men kan spreken van een klein paard ofwel een grote pony. Een Tinker van drie jaar oud moet een stokmaat van minimaal 1,35 m hebben.
Tijdens de winter heeft het dier een dikke vacht. Die dikke vacht beschermt tegen kou en de lange haren zorgen voor het vlot aflopen van regenwater. In de zomer is de vacht kort en glanzend. De manen en staart zijn altijd lang, krullend of recht. De Tinker heeft lange vetlokken: lange haren op de onderbenen van het paard. Dit wordt samen met staart en manen behang genoemd.
Tinkers hebben een breed hoofd met grote ogen en kleine oren. De voorbenen zijn gespierd. De dijbenen zijn ook stevig gebouwd. doordat ze zo stevig gebouwd zijn kunnen ze makkelijk een volwassen mens dragen. ze dienen plattespronggewrichten te hebben, niet te hoekig en ook niet te recht. De hoeven moeten hard zijn. Niet te smal met goede verzenen. Tinkers hebben soms een zogenaamd maanoog. Bij een maanoog mist het oog pigment in de iris en kleurt het oog lichtblauw tot wit.
Karakter
Het is over het algemeen een rustig koudbloedpaard en heeft een goed, eerlijk en slim, maar soms ook een eigenwijs karakter. Daarnaast zijn ze zeer nieuwsgierig en dapper. Tinkers hebben een goed uithoudingsvermogen.
De Tinker stamt af van verschillende andere paardenrassen. De meeste invloed komt waarschijnlijk van de Shire,Clydesdale en Fell pony. Het ras is ontstaan dankzij de rondreizende zigeuners. Zij hadden een paard nodig om de welbekende zigeunerwagens te kunnen trekken. De zigeuners hebben vooral gefokt op karakter. Om ruimte op de woonwagen te besparen, had deze geen bok maar werd er gemend vanaf een losse stoel in de deuropening. Dit maakte een zeer betrouwbaar paard noodzakelijk.
De paarden zijn vanwege de eigenschap dat ze soms eigenwijs zijn, ongeschikt voor beginners. Ze hebben een berijder nodig die geen loopje met zich laat nemen. Vanwege hun grote kracht zijn ze niet heel erg geschikt als rijdier voor kinderen. Daar staat tegenover dat ze ondanks hun soms kleine maat met gemak een volwassene kunnen dragen.
Afkomst
De Tinker komt oorspronkelijk uit Ierland en Engeland. De naam komt van het Ierse woord tinceard (tinsmid: scheldnaam voor zigeuners). Vanwege hun bonte aftekening waren de dieren goed herkenbaar (en moeilijk te stelen) en werden ze niet geconfisqueerd door het Engelse leger omdat ze te opvallend waren. De Tinker wordt nu voornamelijk gebruikt als recreatiepaard, ook aangespannen.
In toenemende mate worden Tinkers ingezet in de sport. Er zijn Tinkers die dressuur lopen in de hogere klassen en/of die kunnen springen.
Stamboek
In Nederland zijn er twee stamboeken voor Tinkers: de Irish Cob Society (ICS) en het Nederlands Stamboek voor Tinkers (NSvT). Het ICS hanteert niet de naam Tinker maar Irish Cob. Het NSvT hanteert een onderverdeling in vier secties.
De Romany Cob komt het meeste voor. Dit type heeft vaak een stokmaat van rond de 1,50 m, is zwaar gebouwd met veel behang en heeft een iets gedrongen lichaam. Daarnaast bestaan er de Vanner, de Grai en de Scudder. De Vanner, die ongeveer 1,70 m schofthoogte meet, heeft meer Shire bloed, wordt veel gebruikt als trekpaard en komt vrijwel niet voor in Nederland. De Grai is een lichter gebouwde Tinker die zeer geschikt is als rijpaard. De Scudder is het resultaat van inmenging van draversbloed. Dit type heeft nauwelijks behang en komt in Nederland nauwelijks voor.
Onderaan staat nog de
Shetlander maar daarna is er niks meer helaas..Anders word het te veel.

Arabier
Karakter
Een grote intelligentie en een vurig karakter zijn de kenmerken van een Arabische volbloed. De Arabier is een gevoelig dier. De ruiter moet eerst zijn vertrouwen winnen, waarna het paard alles voor hem wil doen. Het grote uithoudingsvermogen duidt op de oorsprong van woestijnbewoner.
Uiterlijk
De Arabische volbloed is een gespierd paard maar weegt vaak niet veel meer dan 500 kilo. De stokmaat was oorspronkelijk tussen de 1.40 en de 1.50 meter, maar tegenwoordig worden ook grotere arabieren gefokt die soms wel een stokmaat hebben tot 1 meter 65. De gemiddelde grootte blijft wel rond de één meter vijftig liggen. Het paard heeft een vrij klein hoofd met grote uitdrukkingsvolle ogen en een fijngevormde neus. De meeste arabieren hebben een holle knik in de neus (een concaaf profiel). De oren zijn klein en spits. De hals is smal en een beetje gebogen en de borst is naar verhouding breed. De staartdracht is sierlijk en van het lichaam af gedragen. De croupe is bij voorkeur iets vlak en vrij kort. Het paard beweegt zich sierlijk en soepel, vooral in draf. Ook heeft de arabier een hoge staart. Het ras komt voor in de vachtkleuren vos, bruin, zwart en verschillende varianten schimmel met daarbij de schimmelvariant van de hoofdkleuren. Het ras heeft soms witte aftekeningen op de benen en aan het hoofd. Sommige arabieren hebben in tegenstelling tot de overige paarden slechts 17 ribben in plaats van de gewoonlijke 18 ribben.
Opmerkelijk in verband met de neuslijn is het verhaal van Linda Tellington-Jones.[1] Bekend is, dat met name in Europa, arabieren werden gefokt met een concave neuslijn. De beroemde Lady Wenthworth selecteerde haar paarden daar speciaal op. Linda Tellington Jones viel het op, dat in Arabische landen deze vorm van het hoofd niet overheerste. Waarop zij van de arabische fokkers te horen kreeg, dat men deze paarden als 'zenuwpezen' beschouwde en er bij voorkeur niet mee fokte.
Gebruik
De arabier is een elegant rijpaard en een uitstekend renpaard. De galop is de beste gang van het ras. Hoewel de arabier deze sportieve kwaliteiten bezit, wordt het meeste beroep op deze paarden gedaan in arabierenshows die wereldwijd worden georganiseerd. Bij deze shows keurt de jury, die uit ten minste drie personen bestaat, het uiterlijk van het paard, de draf, het voorkomen en de houding in stand. In draf toont het paard vrij hoge knieactie. Het ras blinkt uit in langeafstandswedstrijden, waardoor dit ras of kruisingen ervan de sport bijna domineren. Het ras wordt ook veel gebruikt om andere paardenrassen te veredelen en Arabisch bloed komt daardoor voor in de stamboom van heel wat warmbloedrassen, zoals de Engelse volbloed, de Trakehner, de Morgan, de Shagya-arabier, de Welsh pony, maar ook de Andalusiër, de Lipizzaner en het Friese paard. Sommige arabieren worden uitgebracht in military. Ook voor endurance zijn ze bijzonder geschikt vanwege hun grote uithoudingsvermogen
Legenden
Volgens Arabische volkeren creëerde God de Arabische volbloed uit de zuidenwind. De profeet Mohammed gaf denomadenstammen de opdracht om dit paardenras zuiver te houden. De oude Grieken geloofden dat zeegodPoseidon de Arabier uit de golven van de zee had laten verschijnen.
Ook is er het verhaal van de zeven stammoeders van het Arabische ras. Toen Mohammed uit Mekka moest vluchten naar Medina, galoppeerde hij met enige volgelingen urenlang door de woestijn. Op gegeven moment roken de paarden water. Men steeg af om de paarden te laten drinken. Op dat moment riep Mohammed de paarden terug. De zeven merries die terugkeerden, (de trouwste paarden) vormen de stammoeders van het ras. Deze legende verwijst naar het veronderstelde en gewenste trouwe karakter van de arabier, een arabier zal vaak bij een afgeworpen of gevallen ruiter blijven.

Andalusier
Stamboek
Er bestaan wereldwijd meerdere, hier en daar ook concurrerende, stamboeken die zich bezighouden met de registratie van Andalusiërs ofwel Spaanse paarden. In Spanje bestaat sinds 1967 een officieel, door de overheid erkend, stamboek dat zegt het 'zuivere Spaanse ras' (Spaans: Pura Raza Española of PRE) te vertegenwoordigen. Deze fokorganisatie heet de Asociación Nacional de Criadores de Caballos de Pura Raza Española (ANCCE). Het is een geprivatiseerd stamboek dat in feite niet meer van 'de Andalusiër' wil spreken. Wel claimt het de meest zuivere Spaanse bloedlijnen te vertegenwoordigen. Dit stamboek wordt onder andere erkend door fokkers in Amerika maar de rechtmatigheid van haar monopolisme wordt tot op Europees niveau aangevochten door andere binnenlandse stamboeken. Ook bestaan er elders, zoals in Australië al sinds tijden eigen stamboeken van Andalusiërs, Luisitanos en kruisingsproducten.
Over de oorsprong van de originele Andalusiër bestaat stevige discussie, die verband houdt met een aantal kwesties. De eerste kwestie is dat de Andalusiër veel bloed van de Arabische volbloed zou bezitten. In het PRE komt echter relatief weinig Arabisch bloed voor. De tweede kwestie is dat het ras zijn oorsprong zou hebben gevonden in eenKartuizer abdij, waar het in de 15e eeuw zou zijn gefokt. De paarden uit deze, gedurende lange tijd zuiver gehouden, bloedlijnen worden door vele liefhebbers gezien als de meest exquisiete Andalusiërs überhaupt
Geschiedenis
De oudste geschiedenis van de Iberische paarden zou volgens sommigen teruggaan op onder andere het primitieveSorraia-paard, dat nog in halfwilde kuddes voorkomt in Portugal, en welke veel kenmerken, zoals de wildkleur, gemeen heeft met het vermeende oerpaard de Tarpan. Deze dieren waren al vóór de verovering door de Romeinen (206 v.Chr - ± 400 n.Chr.) in Spanje bekend getuige prehistorische rotstekeningen die in het Middellandse Zeegebied gevonden zijn.
Spanje werd na het jaar 711 n.Chr. langere tijd bezet door de Moren (Arabieren en berbers), hetgeen van grote invloed was op de paardenfokkerij. Er werden in die tijd veel paarden uit het Nabije Oosten en Noord-Afrika naar Spanje toegebracht.[bron?] De paarden in Noord-Afrika die in de achtste eeuw werden gebracht door de arabieren werden gefokt met andere rassen. Hieruit is het Berberras ontstaan. De Berberpaarden met Arabische voorouders (niet te verwarren met Arabische volbloeds) staan daardoor mede aan de oorsprong van het Spaanse paard zoals het nu bekend is.
De eerste registratie van Spaanse dekhengsten begon al in de dertiende eeuw door kartuizer monniken die belast werden met het beheer en de fokkerij. Zij waren de hengstenhouders en leverden luxe rijpaarden aan het Spaanse hof. De bereden hengsten van de cavalerie werden door de eeuwen heen meegevoerd tijdens Spaanse veldtochten in Europa en werden ook als diplomatieke geschenken uitgewisseld met het Franse en het Engelse hof, die de sportieve prestaties en de vriendelijke eigenschappen van deze paarden zeer wisten te waarderen. Ook hetHabsburgse vorstenhuis, dat zowel Spanje als het huidige Duitsland regeerde, droeg bij aan de verspreiding van het genetische materiaal naar het noorden van Europa.
Door deze rijke geschiedenis, waarbij het ras ten dele ook als trekpaard voor zware kanonnen dienstdeed, raakte bloed van Spaanse paarden vermengd met tal van regionale rassen elders. Andere paardenrassen in Europa die zijn beïnvloed door dit ras zijn bijvoorbeeld het Friese paard, de Lipizzaner, de Alt-oldenburger en de Oost-Fries, deHolsteiner, de Napolitaner, de Kladruber uit Tsjechië en zelfs de connemarapony uit het westen van Ierland. Vele Spaanse ontdekkingsreizigers namen hun paarden mee naar de Nieuwe Wereld en ook daar is invloed van de Andalusiër tot op heden te herkennen in meerdere lokale rassen, waaronder de Azteca
Uiterlijk
Dit edele ras, in klasse enkel overtroffen door de volbloed Arabier, wordt gekenmerkt door haar lange, vaak zijdeachtige manen en een volle, laag ingeplante staart. De stokmaat ligt tussen de 1,55 en 1,74 meter. Door de lichaamsbouw - korte rug, korte, sterke hals en een goed gespierde achterhand - zijn deze paarden meestal gemakkelijk te 'verzamelen'. Dat is essentieel voor ieder paard om gedurende langere tijd, blessurevrij een ruiter te kunnen dragen. Verzameling houdt in dat het paard de achterbenen goed naar voren onder het zwaartepunt kan plaatsen. Hierdoor draagt het zijn eigen gewicht, evenals het gewicht van de ruiter, vooral met de krachtige achterbenen en zo min mogelijk met de voorbenen. PRE-paarden hebben een fijn, lang hoofd, een lichte ramsneus en het voorhoofd is eerder plat. Ze hebben ronde, zachte en intelligente ogen. De meest voorkomende kleur is schimmel, soms zilverwit, daarnaast komen roan (een scala van grijzen), zwart, bruin en voskleur voor. De schimmels worden witter naarmate zij ouder worden.
Dit type paard wordt vanwege zijn compacte bouw met haar fraai gebogen hals en lange manen een 'barokpaard' genoemd; tijdens de Renaissance werd met dit soort paarden aan het Spaanse hof de klassieke rijkunst beoefend.
Karakter
Het elegante PRE-paard is temperamentvol en moedig, en daarnaast zeer meegaand. Het paard is bijzonder wendbaar en heeft een natuurlijk vertrouwen in zijn begeleider of berijder. Dit maakte hem een uitstekende bondgenoot in oorlogstijd, en de PRE bewijst vandaag de dag nog steeds zijn nut bij het stierengevecht. Het is een eerlijke, trotse en intelligente partner voor de mens, een paard dat graag werkt en snel leert. Dit paard vertoont zelden wangedrag in de stal.
Gebruik
Het Spaanse paard wordt over de hele wereld gebruikt in onder andere het circus, de vrijheidsdressuur, de hogeschooldressuur en in gewone maneges. Door hun vloeiende gangen is het aangenaam om deze paarden te berijden. De indrukwekkende gangen zijn vol impuls.
In de top van de klassieke dressuur waardeert men deze paarden wellicht iets minder vanwege zijn hoge knieactie. De elegantie en wendbaarheid van deze paarden komt echter perfect tot uitdrukking bij het hogeschoolrijden zoals deze bijvoorbeeld in de Spaanse rijschool wordt beoefend. Hun moed en wendbaarheid komt deze paarden ook goed van pas bij gebruik tijdens het stierengevecht en het verzamelen en drijven van runderen.
In Spanje worden de volgende typisch Spaanse toepassingen van de rijkunst nog steeds beoefend:
- Doma Classica, klassieke dressuur
- Alta Escuela, hogeschool dressuur
- Doma Vaquera, rijstijl voor werk met vee
De paarden zijn ook gewilde acteurs voor bijrollen in historische-, fantasy- en spektakelfilms.

Shetlander
Geschiedenis
De eerste herkomst van de shetlander is onbekend maar deze pony's leven al eeuwen op de Shetlandeilanden en het is naar alle waarschijnlijkheid een zeer oud ras. Onder invloed van het koude klimaat en minimale hoeveelheden voer ontstond een kleine, taaie pony die alle kenmerken had van een koudbloedpaard en zijn lichaamswarmte zo goed mogelijk kon bewaren. Op de ruige Shetlandeilanden groeien geen bomen en op de schrale, zure veengrond groeien grassen en heidestruiken met weinig voedingswaarde. De shetlandpony's hebben zich zo ontwikkeld dat ze hiervan kunnen overleven.
De shetlander werd van oudsher gebruikt als pak-, tuig- en rijpony. Inlandse boeren gebruikten het dier vooral omzeewier in grote manden naar hun land te brengen, waar het als mest werd verspreid. Turf voor de vuren in de keukens werd op dezelfde manier vervoerd. Daarnaast dienden de shetlanders ook als rij- en trekdier. Naarmate het gebruik in de steenkoolindustrie toenam, werden de shetlandpony's bekender.
De pony's zijn naar vele landen over de gehele wereld geëxporteerd. Het ras lijkt zeer snel te veranderen van type als het ergens anders gefokt wordt.
Schofthoogte
De stokmaat van de shetlandpony varieert. De officiële indeling van de shetlandpony's gebeurt volgens hun schofthoogte. Deze indeling is verschillend in België en Nederland.
In België worden de shetlandpony's als volgt ingedeeld:
- De kleine maat pony's met een stokmaat t/m 75 cm
- De middenmaat pony's met een stokmaat van 76 t/m 80 cm
- De grote maat pony's met een stokmaat van 81 t/m 102 cm
In Nederland, waar de shetlandpony's traditioneel een stuk groter zijn dan in België, wordt de volgende indeling gebruikt:
- De minimaat pony's met een stokmaat t/m 86 cm
- De kleine maat pony's met een stokmaat van 87 t/m 92 cm
- De middenmaat pony's met een stokmaat van 93 t/m 98 cm
- De grote maat pony's met een stokmaat van 99 t/m 107 cm
-
Exterieur
-
De shetlandpony wordt (in verhouding tot zijn grootte) gezien als een van de sterkste pony's en paarden van de wereld. Hij is goed aangepast aan het gure klimaat op de Shetlandeilanden. Aan zijn bewegingen is dit goed merkbaar. Hij tilt zijn benen op een specifieke manier op, het resultaat van het leven in een rotsachtige omgeving.
De oren zijn klein, zodat er niet te veel warmte verloren gaat in de winter. Het hoofd mag niet te groot zijn en moet een recht of concaaf (hol) profiel hebben. Het lichaam is gerond met een korte en enigszins holle rug. De shetlander heeft een dikke, lange maantop en staart en dikke manen. De benen zijn kort en sterk. Rond de vetlokken bevindt zich langere beharing. De hals is kort, zwaar en sterk.
-
Karakter en verzorging
-
Shetlanders worden nogal eens ervaren als eigenwijze en lastige pony's, dit heeft meestal met de opvoeding te maken. Vaak worden de pony's als veulen gekocht en niet goed opgeleid. Als een veulen geen goede, consequente opvoeding krijgt dan leidt dat tot karakterproblemen. Shetlanders zijn werklustig, nieuwsgierig en leren graag nieuwe dingen. Ze zijn slim en mede door hun nieuwsgierigheid willen ze wel eens aan de verkeerde kant van de omheining staan.
Shetlandpony's zijn sober, het zijn geharde pony's die maar weinig voedsel nodig hebben. De shetlandpony kan ook in de winter zonder dek buiten blijven, maar een schuilstal in de weide stelt hij bij slecht en koud weer wel op prijs. Shetlanders hebben een aanleg om dik te worden. Het eten van gras en ander voedsel dat te rijk is voor zijn gestel in combinatie met te weinig beweging kan leiden tot hoefbevangenheid, een hoefziekte die kreupelheid veroorzaakt en zelfs tot de dood van de pony kan leiden.
-
Gebruik
Het is voor de sterke shetlandpony mogelijk om op een verharde weg lasten te trekken die wel twee maal zo groot zijn als zijn eigen gewicht. Omdat hij gezien wordt als een van de sterkste pony's en paarden ter wereld, denken veel mensen dat een shetlander ook grote lasten kan dragen. In werkelijkheid kan een shetlander slechts maximaal twintig procent van zijn eigen gewicht dragen omdat de pony anders op den duur last krijgt van de gewrichten in zijn rug en hij vrijwel onbruikbaar wordt om op te rijden, hoe jong of oud hij ook is. Niet alleen het gewicht van de ruiter is van belang maar ook zijn lengte; als de ruiter te lang is, brengt deze de pony uit zijn balans. Shetlanders zijn naast handzame pony's voor het rijden onder het zadel ook goede tuigpony's.
Tegenwoordig is de shetlandpony vooral geliefd bij kinderen, die erop kunnen rijden indien de pony een goede, duidelijke opvoeding heeft gehad. Wanneer de kinderen voldoende ervaring hebben opgedaan en hun pony voldoende opgeleid is kunnen ze meedoen aan wedstrijden of recreatieve tochten. De pony vraagt een zorgvuldige, consequente behandeling. Shetlandpony's kunnen erg koppig zijn maar tegelijkertijd heel aanhankelijk. Ze zijn het liefst buiten in een kudde met andere shetlanders.

Maak jouw eigen website met JouwWeb